Bouwplannen?
Bouwplannen?

Duurzaam (ver)bouwen

 

Duurzaam bouwen is het bouwen van een bouwwerk zodat het recht doet aan het welzijn van zijn gebruikers en omgeving van nu en in de toekomst. Dit betekent dat een gebouw dus veilig en gezond is voor de bewoners en een zo minmaal mogelijke belasting geeft voor het milieu. 

Het begrip duurzaam bouwen oftewel 'dubo' is erg breed. Maatregelen kunnen in alle bouwfasen (initiatief - ontwerp - realisatie - gebruik/onderhoud) en op alle gebieden (ruimte-gebouw-omgeving) gezocht en gevonden worden. Er is dus geen eenduidige richtlijn om duurzaam te bouwen. Ook kan er bouwtechnisch gezien nog niet geheel aan de bovengenoemde definties worden voldaan. De focus is tegenwoordig voornamelijk gericht op het beperken van energieverbruik en het gebruiken van materialen met een langer te verwachten levensduur en/of weinig onderhoud. Omdat er vele mogelijkheden zijn, bekijkt een architect per situatie naar de kansen, bouw-/installatietechnische en financiële mogelijkheden die het bouwproject biedt. De ambities en vasthoudendheid van alle betrokken partijen (maar vooral van de opdrachtgever) zijn daarbij zeer van belang. Hoe eerder er in het proces gekeken wordt naar de mogelijkheden, hoe groter de invloer op de duurzaamheid van een gebouw is.

Als architect kijken we naar het gebouw en de directe omgeving van het project. Naast de mogelijkheden zoals het 'verlagen van het energieverbruik' kan er ook gekeken worden naar het (her)gebruik van materialen, een gezonde leefomgeving (lucht, daglicht, allergeen-arm, ruimtelijke ervaring), het water(her)gebruik, het levensbestendig wonen en het toekomstig gebruik. De mogelijkheden zijn hierbij voor ieder project anders.

 

Regelgeving

De overheid heeft als doelstelling de landelijke CO2 uitstoot te verminderen. In de praktijk betekent dit minder energieverbruik uit fossiele brandstoffen. Om dit te bereiken is in de bouwregelgeving door middel van de eisen in het bouwbesluit bepaald dat een gebouw een bepaalde prestatie moet halen betreft energiezuinigheid. Dit zijn steeds zwaarder wordende eisen ten aanzien van de energie-efficiëntie van een gebouw (EPC, EnergiePrestatieCoëfficient), warmteverliezen door de thermische schil (vloer, gevels en dak) van een gebouw en luchtdichtheid (warmteverliezen door tocht). Deze eisen zorgen ervoor dat een gebouw minder energie verbruikt voor het koelen en verwarmen en heeft dus een gunstige invloed op het milieu (CO2 uitstoot) en uw energiekosten.

Daarnaast wordt in 2020 de Europese wetgeving BENG verplicht; dit staat voor BijnaEnergieNeutraalGebouw en geeft eisen ten aanzien van het maximale energieverbruik per m2 van een gebouw. Ook eist deze wet dat minimaal de helft van de benodigde energie duurzaam opgewekt moet worden. De exacte uitwerking en bepaling van deze regelgeving is nog niet definitief.

Ten aanzien van de samenstelling van materialen zijn er eisen aan de uitstoot van broeikasgassen en uitputting van grondstoffen. Dit wordt aangestuurd vanuit het bouwbesluit en heeft voornamelijk betrekking op producenten en leveranciers van materialen.

In 2050 moet Nederland voor wat betreft gebruik van grondstoffen volledig op hergebruik zijn afgestemd (circulaire economie). De exacte uitwerking en bepaling van deze regelgeving is echter nog niet definitief.

 

Subsidies

Elk jaar wordt vanuit de overheid subsidie beschikbaar gesteld voor te nemen duurzame maatregelen voor bestaande bouw. De hoogte van de subsidie en toepassing hiervan verandert elk jaar. U kunt hierbij denken aan subsidie voor na-isolatie tot en met de aanschaf van een warmtepomp. Actuele informatie hierover vindt u op energiesubsidiewijzer van Milieucentraal en de Rijksoverheid en op de site van Milieucentraal

 

Begrippen en concepten duurzaam bouwen binnen de woningbouw

Wat betreft woningbouw willen we een aantal begrippen/concepten toelichten die momenteel veel worden gebruikt:

NOM: staat voor Nul Op de Meter en wil zeggen dat op jaarbasis een gebouw evenveel energie opwekt als verbruikt. Dit geldt dan voor zowel de energie die het gebouw nodig heeft (koelen, verwarmen, domotica, e.d.) als de energie die de gebruiker nodig heeft om te leven (witgoed, bruingoed).

Energieneutraal: is een situatie waarbij het energieverbruik van een gebouw tenminste 0 is. Er wordt niet méér energie uit het gas- en elektriciteitsnet betrokken dan er vanuit alternatieve bronnen wordt geproduceerd. Hierbij moet opgemerkt worden dat het energieverbruik t.b.v. witgoed/bruingoed niet wordt meegenomen.

Energieplus: is een situatie waarbij een gebouw meer energie levert dan dat het uit het energienet haalt.

CO2 neutraal: staat voor een gebouw dat een uitstoot heeft van 0 gram CO2 of waarbij de totale uitstoot volledig gecompenseerd wordt. Dit geldt niet voor de uitstoot die ontstaan is vanwege de fabricage van materiaal of het realiseren van het project. Dit niveau kan ook al gehaald worden door te kiezen voor een energieleverancier/-product met een CO2 uitstoot van 0 gram.

Passief huis: is een van Duitse oorsprong energiestandaard voor een woning met een zeer laag energieverbruik met behoud van een goed binnenklimaat. De eis hierbij is een maximale totale energievraag voor ruimteverwarming en -koeling van 15kWh/m2 gebruiksoppervlakte en een maximale totale energievraag voor alle huishoudelijke toepassingen, warm tapwater, ruimteverwarming en koeling van 120kWh/m2. Meer informatie treft u bij de stichting PassiefBouwen.

Active house: is een visie op bouwen. Het uitgangspunt is dat binnenklimaat, comfort en energieverbruik een bepaalde balans vormen. Hierbij staan centraal; het wooncomfort en de gezondheid van de gebruikers/bewoners. Een dergelijke woning heeft een positieve CO2 afdruk en geeft meer (energie) dan het nodig heeft.

Autark: staat voor zelfvoorzienend. Dit houdt in dat een gebouw onafhankelijk is van nutssystemen en dus zorgt draagt voor zijn eigen energie en een gesloten kringloop kent voor water en afval (riool).

Breeam: staat voor BRE Environmental Assessment Method. Dit is een, door BRE ontwikkelde, bepalingsmethode om de milieubelasting van een gebouw(onderdeel) te bepalen. De milieubelasting van alle fasen van het bouwproces wordt meegewogen waarbij er een waardering pass, good, very good of excellent wordt gegeven.

GPRgebouw: staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en is een instrument, ontwikkeld door de gemeente Tiburg en W/E-adviseurs om een gebouw en haar omgeving een prestatieoordeel te kunnen geven het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Meer informatie hierover treft u op de site GPRgebouw.

Dubokeur: is een keurmerk voor bouwproducten met een relatief lage milieubelasting en wordt uitgegeven door het adviesbureau NIBE.

EPA: staat voor Energie Prestatie Advies en is een, door een EPA adviseur, op maat gemaakt advies voor energiebesparende maatregelen (incl. een berekening van de kosten en besparing) voor bestaande gebouwen. Meer informatie hierover treft u op de site van Milieucentraal.

EPC/EPN: is de EnergiePrestatieCoëfficiënt/-Norm die aangestuurd wordt vanuit het bouwbesluit. Dit geeft de mate van energie-efficiëntie aan van een gebouw en is een steeds zwaarder wordende eis uit de bouwregelgeving. Naar verwachting zal deze norm op termijn worden vervangen door de nog niet definitief zijnde regels van BENG (bijna energie neutraal gebouw).

BENG: staat voor BijnaEnergieNeutraalGebouw en geeft eisen ten aanzien van het maximale energieverbruik per m2 van een gebouw. Ook eist deze wet dat minimaal de helft van de benodigde energie duurzaam opgewekt moet worden. De wet wordt verplicht in 2020, maar de exacte uitwerking en bepaling van deze regelgeving is nog niet definitief.

 

Voorbeelden duurzame maatregelen

Voor de woningbouw laten we hieronder voorbeelden van maatregelen zien die mogelijk ook toepasbaar zijn binnen uw project.

Energie: besparen is de bekendste manier van het duurzamer maken van een gebouw. Bij een ontwerp dient er uit gegaan te worden van trias energetica: 1) het beperken van energieverlies, 2) het gebruiken van energie uit duurzame bronnen 3) het niet of minimaal gebruiken van eindige energiebronnen.

Voorbeelden: gebouworiëntatie afstemmen op de zon, beter isoleren, luchtdichter detailleren, toepassen van energiezuinige installaties (warmtepomp, zonneboilers, warmte-terugwinning, LED verlichting, toepassen van lage temperatuur verwarming, gebruik maken van passieve zonne-energie, toepassen van passieve koeling, opwekken van elektriciteit en warm water met behulp van de zon) en het gebruik van energiezuinig wit-/bruingoed.

Materialen: zijn bepalend voor het aanzien van een gebouw. Een architect kiest de materialen om een bepaalde uitstraling van het gebouw te verkrijgen als onderdeel van zijn/haar ontwerp. Doordachte keuzes hierin zijn van belang om te voorkomen dat materialen worden gebruikt die directe of indirecte schade toebrengen aan het milieu. De laatste trends hierbij zijn de circulaire economie (technische kringloop van materialen/grondstoffen) en ecologisch of biobased bouwen (bouwen gebaseerd op de natuur en met natuurlijke materialen). Dit werkt nauw samen met de keuzes voor het toe te passen bouwsysteem (beton, staal, hout) en manier van bouwen (demontabel, e.d.).

Mogelijkheden: herbestemming, demontabel bouwen, toepassen van natuurlijke materialen, hergebruik van materialen, voorkomen van restafval, materialen die zodanig geproduceerd worden dat ze weinig tot geen schade toebrengen aan het milieu.

Leefomgeving: deze is bepalend voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de gebruiker/bewoner van een gebouw. Dit heeft betrekking op onder andere de luchtkwaliteit (ventilatie, vegetatiedak), ervaren van daglicht, allergeenarme omgeving (en voorkoming van andere ziekteverwekkers) en ruimtelijke ervaring (ruimte, privacy, geluidsoverlast, algemene overlast, maar ook esthetica). Door in een ontwerp rekening te houden met deze aspecten draagt een gebouw (als leefomgeving) bij aan gezondheid en welzijn.

Voorbeelden: natuurlijk ventileren, gecontroleerd/onderhouden ventilatiesysteem, vegetatiedak, toepassen van veel ramen t.b.v. licht en uitzicht, licht kleurgebruik, harde en gladde materialen (allergeenarm).

Water: kan bespaard worden of hergebruikt. Watersparende kranen en douches zijn goed verkrijgbaar op de markt. Hergebruik kan door een grijswater circuit waarbij licht verontreinigd water afkomstig van bad, douche, wastafel en wasmachine gezuiverd wordt voor gebruik van toiletspoeling, schoonmaakwerkzaamheden of in de tuin. Ook kan hemelwater voor deze toepassing gebruikt worden. De besparing of hergebruik voorkomt het onnodig gebruik van drinkwater.

Voorbeelden: toepassen grijswater circuit, waterbesparende maatregelen, plaatsen regenton, gebruik/infiltratie van hemelwater.

Levensbestendig wonen en toekomstig gebruik: betekent dat de woning bruikbaar is of makkelijk aangepast kan worden om er tijdens de verschillende levensfasen in te kunnen blijven wonen. Door rekening te houden met de toekomst blijft een woning langer geschikt en beschikbaar om in te wonen, waardoor deze niet voortijdig verkocht of gesloopt hoeft te worden.

Voorbeelden: badkamer/slaapkamer op begane grond, demontabele wanden/lichte scheidingswanden (aanpasbaar bouwen), drempelloos, mogelijkheden voor (op termijn plaatsen van) een lift.